naar beneden komen (v) (naar beneden gaan) | discendere (v) (naar beneden gaan) |
naar beneden komen (v) (naar beneden gaan) | venire giù (v) (naar beneden gaan) |
naar beneden komen (v) (trap) | discendere (v) (trap) |
naar beneden komen (v) (trap) | venire giù (v) (trap) |
naar beneden komen (v) (trap) | scendere (v) (trap) |
naar beneden komen (v) (naar beneden gaan) | scendere (v) (naar beneden gaan) |